Linaria repens (L.) Mill. (L. monspessulana (L.) Mill.; L. striata Lamk. & DC.) is bij ons reeds meermalen als adventief gevonden en blijkt zich op enkele plaatsen te handhaven. Dit laatste is bv. het geval te Arnhem, aan de Koningsweg. De soort werd daar in 1952 aangetroffen door Dr. A.G. de Wilde (materiaal is in zijn herb. aanwezig), groeide er waarschijnlijk al langer en komt er nu nog voor. In sept. 1958 werd door de heer C.G. Schippers te Oosterbeek op de groeiplaats aan de Koningsweg tussen exemplaren van L. repens en L. vulgaris een plant gevonden, die hem moeilijkheden bij het determineren gaf, en die hij daarom aan ons opstuurde. Het bleek, dat hij de bastaard van beide soorten had aangetroffen, die tot nu toe nog niet uit Nederland bekend was. Deze bastaard is in het gebied, waar L. repens inheems is en waar ook L. vulgaris voorkomt (Z.- on W.-Europa, noordelijk tot Engeland en Frankrijk) niet zeldzaam gevonden en wel in verschillende vormen, deels intermediair, deels meer met een der ouders overeenkomend. L. repens heeft een witte of zeer licht lila bloemkroon, die donkerder lila geaderd is; deze adering is op de beide bovenste kroonslippen het donkerst en op het masker het lichtst. Het masker is aan de bovenzijde iets geel, doch zeer weinig. De totale lengte van de bloemkroon bedraagt bij de Arnhemse planten ca. 10- 12 mm, waarvan de stompe spoor ca. 3 mm inneemt.