2002
Boekbespreking 4
Publication
Publication
Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland , Volume 28 - Issue 6 p. 146- 147
Tirion’s Grassengids, Baarn, 2002, 223 pag., € 29,95, ISBN 90-5210-467-0. — Bloemengidsen behandelen grasachtige planten stiefmoederlijk. Toch is er (daardoor?) een markt voor de assepoesters onder de planten, die dan in grassengidsjes worden tentoongesteld. ‘Tirion’s Grassengids’ is er zo-een, vertaald vanuit Kosmos’ Naturführer ‘Unsere Gräser’ van D. Aichele en H.-W. Schwegler (1965). Deze gids is eerst in Nederland uitgegeven als ‘Thieme’s Grassengids’ en nu dus opnieuw als ‘Tirion’s Grassengids’. Jammer. Het oorspronkelijke Duitse gidsje was al geen sterk werk. Als de namen er niet bij zouden staan, zou ik heel veel soorten niet van de plaatjes herkend hebben door gebrek aan detail en scherpte. In taxonomisch en nomenclatorisch opzicht was het Duitse werk al sterk verouderd bij de eerste publicatie; zo wordt Carex otrubae (= Valse voszegge) nog niet onderscheiden van Carex vulpina s. str. (= Voszegge); grofweg is het werk in deze opzichten meer dan 50 jaar verouderd. De Nederlandse vertaler-bewerker maakt de grassengids echter tot een publicatie die afgeraden moeten worden voor gebruik vanwege de soms potsierlijk-slechte vertalingen en de talloze verkeerde namen. De uitgever had hier moeten ingrijpen. In zijn verantwoording zegt deze vertaler dat hij (o.a.) namen heeft ontleend aan de Beknopte Schoolflora van Heukels & Wachter (1949). Zodoende haalt hij ‘Scherpgras’ uit de oude doos voor het genus Koeleria. Dat Koeleria pyramidata (= Breed fakkelgras) dan ‘Glanzend scherpgras’ zou moeten heten is apocrief. ‘Weidebeemdgras’ voor Veldbeemdgras (= Poa pratensis) ) en ‘Gewoon beemdgras’ voor Ruw beemdgras (= Poa trivialis) zijn voorbeelden van tientallen verzinsels van deze vertaler. Ik kan niet nalaten er nog enkele te noemen. Wat dacht u van ‘Bloemzegge’ voor Blaaszegge (= Carex vesicaria), ‘Kamzegge’ voor Tweerijige zegge (= Carex disticha ), etc. Als er één soort is die langlevend is, is het wel Eriophorum vaginatum (= Eenarig wollegras), maar deze krijgt de naam ‘Éénjarig wollegras’, in de tekst, bij de plaat, en in de index. Irritant zijn de foutieve vertalingen van specifieke botanische termen. Dat Rispen-, Ährenrispen- en Ährengraser (pluim-, aarpluim- en aargrassen) onjuist vertaald zijn als ‘Beemdgrassen’, ‘Arenbeemdgrassen’ en ‘Arengrassen’ geeft al aan dat de vertaler-bewerker de Heukels & Wachter-flora niet gebruikt heeft, ook niet voor de Nederlandstalige terminologie voor de onderdelen van de grassenbloem: kelkkafjes, onderste kroonkafje (lemma) en bovenste kroonkafje (palea); hier heten ze ‘schutkafje’ (Hüllspelze), ‘dekkafje’ (Deckspelze) en ‘voorkafje’ (Vorspelze). Gaat het hier nog om zuivere germanismen, wat te denken van de term ‘opgeblazen draagbladeren’ (= aufgeblasenen Schläuche)? De vakterm voor Schläuche is ‘urntjes’.
Additional Metadata | |
---|---|
Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland | |
Released under the CC-BY 4.0 ("Attribution") License | |
Organisation | Naturalis journals & series |
van der Meijden, R. (2002). Boekbespreking 4. Gorteria: tijdschrift voor de floristiek, de plantenoecologie en het vegetatie-onderzoek van Nederland, 28(6), 146–147. |