Een opvallend verschijnsel in natuurontwikkelingsterreinen langs de grote rivieren is de aanwezigheid van uitgebreide ruigtekruidenvegetaties. Om kansen van andere soorten in de uiterwaarden aan te geven, is het zinvol na te gaan door welke factoren deze ruigte kan worden teruggedrongen. Rivieren hebben een sterk eutrofiërende werking op de uiterwaarden wat het ontstaan van ruigte bevordert. Terwijl andere verontreinigingen in het rivierwater afnemen blijft de nutriëntenbelasting hoog. Na afgraven van de voedselrijke toplaag zal er opnieuw voedselrijk slib in de zich hier ontwikkelende vegetatie worden ingevangen, zodat dit veelal slechts tijdelijk effect heeft. Minder voedselrijke situaties in de uiterwaarden komen met name op hoge delen van oeverwallen voor. Hier liggen kansen voor soorten van rivierduingraslanden. Kansen voor soortenrijkere begroeiingen van (wissel)vochtige graslanden liggen juist binnendijks waar wel overstroming optreedt maar dan door kwelwater.