Het niet zeer aanzienlijk getal soorten van dit zonderlinge geslacht, wordt in de zeeën der heete luchtstreken van beide werelddeelen gevonden. Het kenmerk hetgeen deze visschen het meest kenschetst, namelijk, dat der vrije stralen beneden de borstvin, is tevens ook datgeen, hetwelk aanzienlijke afwijkingen bij de soorten ondergaat, en derhalve tot hare bestemming van groot gewigt is. Deze afwijkingen hebben voornamelijk plaats, ten opzigte van de lengte en van het getal der voornoemde stralen. Dit getal wisselt volgens de soorten af van drie tot veertien. Wat hunne lengte betreft, kan men in het algemeen opmerken, dat zij bij de meeste soorten omstreeks zoo lang zijn, als de borstvin, en slechts bij eenen Polynemus melanochin, tot aan den staart reiken, terwijl zij bij drie soorten zulk eene buitengewone lengte aannemen, dat zij het geheele ligchaam in lengte verreweg overtreffen. Van de soorten, wier stralen zulk eene aanzienelijke lengte bereiken, was er tot nog toe slechts eene bekend. Onze nieuwe soort vormt de tweede, terwijl eene derde tevens nog onbeschrevenen soort, van Bornéo afkomstig, in de rijke ichthyologische verzameling van het Rijks-Museum gevonden wordt. Deze drie soorten bieden veelvuldige afwijkingen ten opzigte der vormen van hare deelen aan, en het getal der vrije stralen van de borstvin is bij ieder soort verschillende. Het is derhalve zeer gemakkelijk dezelve van elkander te onderscheiden, en er zijn slechts weinig woorden noodig, om onze nieuwe soort te doen kennen en haar met de twee overige soorten niet te verwisselen. Het volgende overzigt der drie soorten van Polynemus met lange vrije stralen aan de borstvin zal dienen , om dit gezegde te bevestigen.