Bij een bezoek van Koningin Wilhelmina aan het Zoölogisch Museum van Amsterdam vroeg H.M. aan de conservator Dr. Engel wat zijn specialiteiten waren en kreeg ten antwoord: “Naaktslakken en Stekelhuidigen”. Volgens Engel had de Koningin moeite ernstig te blijven kijken. Nu mij gevraagd is bij zijn afscheid als hoogleraar en directeur van het Zoölogisch Museum het wetenschappelijk werk van Engel te bespreken, zal ik niet beginnen met te vermelden: de specialist in Nudibranchia en Echinodermen. Zeker, die groepen hebben met succes zijn belangstelling gehad, maar het spreekt van zelf dat iemand die voor zijn candidaatsexamen als bijvakken had gekozen: “erfelijkheidsleer en wijsbegeerte” nog wel wat anders in zijn mars had. En dan komt nog niet eens naar voren: de geschiedenis van de zoölogie, eerst door hem als privaat-docent gedoceerd en later in zijn leeropdracht als hoogleraar afzonderlijk genoemd, een tak der zoölogie die steeds zijn bijzondere interesse heeft gehad.