Biodiversiteit is een recent en nog slecht gedefinieerd begrip. Doorgaans wordt het op tweeërlij wijze opgevat en gemeten. De eerste betreft het loutere aantal soorten in een gebied, ongeacht hun identiteit of biologische eigenschappen. De tweede wijze betreft juist de biologische variatie in eigenschappen zelf, maar deze variatie wordt doorgaans niet gekwantificeerd. In dit artikel wordt het uitwaaieringsproces beschreven van soorten die in de loop van de evolutie op steeds andere aspecten van de variatie in het milieu zijn gaan reageren. Bovendien wordt een suggestie gedaan om de afname van de biodiversiteit te meten door soorten te tellen, niet ongeacht hun eigenschappen, maar juist naar bepaalde waarden die deze eigenschappen aannemen. Er is, bijvoorbeeld, in een bepaalde geografische regio een zekere verhouding tussen standvogels, korte-afstands migranten en langeafstands migranten. Door, onder andere, menselijk toedoen kan deze verhouding veranderen waarbij de lange-afstands migranten grotendeels uitvallen. Dit houdt dan een inperking van de variatiebreedte van trekgedrag in. Met andere woorden, de biodiversiteit is op dit punt achteruitgegaan. Deze toevoeging van biologische informatie laat dan precies de werkingswijze van de afname van biodiversiteit zien. Kennen we eenmaal de werkingswijze, dan kunnen we effectief tegenmaatregelen nemen ter voorkoming van een eventuele verdere afname. Biodiversiteit betreft niet het aantal soorten op aarde, het betreft de verscheidenheid van eigenschappen hiervan. Met name deze verscheidenheid moet behouden blijven.

, , , ,
E.J. van Nieukerken (Erik) , A.J. van Loon
Nationaal Natuurhistorisch Museum [etc.], Leiden
Staff publications

Hengeveld, R. (1995). Biodiversiteit in theorie en praktijk. In E. van Nieukerken & A. J. van Loon (Eds.), Biodiversiteit in Nederland (pp. 15–28). Nationaal Natuurhistorisch Museum [etc.], Leiden.