De plaagmier Lasius neglectus Van Loon, Boomsma & Andrásfalvy, 1990 werd in de vroege jaren 1970 ontdekt en beschreven van Boedapest (Hongarije). De mier is inmiddels op een groot aantal plekken in Europa en Voor-Azië gevonden en gedraagt zich soms invasief. Het oorspronkelijke verspreidingsgebied is onbekend, mogelijk de omgeving van de Zwarte en Kaspische Zee. Uit Europa worden jaarlijks nieuwe vindplaatsen bekend, maar uit Nederland was de soort nog niet bekend. De mier is uitsluitend aangetroffen in verstoorde stedelijke en halfstedelijke milieus in parken, tuinen, kassen en langs straten en boulevards. In natuurgebieden is L. neglectus vooralsnog niet vastgesteld, ook niet in het buitenland. Lasius neglectus kan overlast bezorgen in de stedelijke omgeving en ook invloed hebben op de lokale biodiversiteit. Dit was aanleiding voor Team Invasieve Exoten om aan EIS-Nederland de opdracht te verstrekken een risicoanalyse op te stellen voor de plaagmier. Het onderzoek leverde een verrassend resultaat op: L. neglectus blijkt al decennialang aanwezig in ten minste vijf gemeenten in Nederland, met de eerste melding al in 1978. De determinaties worden ondersteund door DNA-analyses. Een zeer opvallend gedrag van de werksters is het in zeer grote aantallen op en neer lopen langs boomstammen, van en naar grote bladluizenkolonies die in bomen worden ‘gehouden’ en waarvan honingdauw wordt betrokken. Dit levert soms overlast op, omdat geparkeerde auto’s besmeurd raken met honingdauw, die uit de bomen naar beneden drupt. Lasius neglectus kan zichzelf slecht verbreiden middels bruidsvluchten en de puntsgewijze vestigingen op alle vindplaatsen in Europa zijn ongetwijfeld het gevolg van onbedoeld transport door de mens met (pot)planten, grond en dergelijke. Eenmaal gevestigd kan de populatie lokaal uitgroeien tot een superkolonie met honderden tot duizenden eierleggende koninginnen die tot overlast (werksters en nesten in en om het huis) en schade (bestrijding, verzakking van tegels, kortsluitingen) in huizen en andere gebouwen kan leiden. Eliminatie van zo’n kolonie blijkt in de praktijk onmogelijk. In het buitenland is een duidelijk negatief effect van de aanwezigheid van L. neglectus vastgesteld op de diversiteit van de mierenfauna en andere bodemfauna en in enkele gevallen een positieve invloed op de aantallen bladluizen in bomen. Tussen de eigenlijke introductie en de ontdekking van de aanwezigheid kunnen enkele tientallen jaren zitten, omdat de populatie dan pas zo groot wordt dat ze overlast gaat veroorzaken. Bovendien lijkt de soort in uiterlijk en gedrag (bv. graafactiviteiten onder trottoirs en terrassen) veel op de algemeen voorkomende wegmier L. niger. Dat maakt tijdige signalering, voorkómen van vestiging en eliminatie vrijwel onmogelijk. Bestrijding van extreme overlast (binnen gebouwen en door het verhinderen van toegang tot gebouwen) zal in de meeste gevallen uiteindelijk de enige optie zijn. De conclusie van deze risicoanalyse is dat L. neglectus reeds lange tijd gevestigd is in ons land en waarschijnlijk op meer plaatsen in ons land voorkomt. Het is naar alle waarschijnlijkheid onmogelijk om de populaties te elimineren en inperking van de overlast is dan ook de enige optie. Wel zouden maatregelen kunnen worden getroffen om verdere introducties te voorkomen door extra controle van vervoer van potplanten. Ook verdient het aanbeveling om bijvoorbeeld tuincentra, importeurs van plantenmateriaal, botanische tuinen, hoveniersbedrijven en ongediertebestrijders goed te informeren over deze soort.

, , , ,
EIS-Nederland, Leiden
Staff publications

van Loon, A. J. (2009). Risicoanalyse van de plaagmier Lasius neglectus.. EIS-Nederland, Leiden.