Op een levend voorwerp van Varanus komodoensis Ouwens in de verzameling van het Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam werden in October 1926 eenige Aponomma's gevonden, die mij ter onderzoek toegezonden werden. Deze behooren tot eene nog onbeschrevene soort, van welke ik hierna de beschrijving volgen laat. In het geheel werden een 35-tal exemplaren, alle ♂ ♂, gevonden, die zich in het Zoölogisch Museum te Amsterdam, alsmede in 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie te Leiden bevinden. Als gewoonlijk, zaten de teken met een klein gedeelte van de voorste helft onder den vrijen achterrand der schubben verscholen. De nieuwe soort blijkt aan Aponomma auratus (Shaw 1793) (gervaisi Lucas 1847) naverwant te zijn. Maten. Het afgebeelde individu was er een van middelbare grootte. Het heeft de grootste breedte van 2600 µ; de lengte bedraagt, zonder het gnathosoma, 2375 µ, met dat lichaamsdeel 2785 µ. Reeds met het bloote oog waren de verschillen in afmeting te zien. Ik mat de grootste en vond daarbij de grootste breedte van 3000 µ; bij een der kleinsten bedroeg deze 2200 µ. — Vorm. Zooals uit de figuur blijkt, nadert de vorm dien van een afgerond trapezium. Zoowel de achterrand als de zijden zijn, bij het afgebeelde individu, bij benadering recht. Andere individuen waren iets meer rond, doch geen enkel had den bekenden vorm van auratus. — Kleur. Fig. 1 geeft den indruk weer, dien men verkrijgt, indien men het dier bij opvallend licht door een sterke handloupe beziet. De donkerste gedeelten zijn zwartbruin; de iets lichtere gedeelten bruin tot lichtbruin, zelfs hier en daar met eene geelachtige tint. Het kleine veld rondom de zeer licht gekleurde middelvlek is zelfs