Den laatsten Maart van het jaar 1918 vond ik op het Noordzeestrand van Ameland, even ten noorden van Nes, één mooie gave klep van Malleus vulgaris, de hamerschelp. Deze vondst is voor onze kust uiterst merkwaardig; ik heb de schelp ten geschenke gegeven aan 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie te Leiden, alwaar het voorwerp thans bewaard wordt. Nederland was als vindplaats voor deze soort niet bekend, waarom ik deze Malleus aan het Museum afgestaan heb. Het is een flink exemplaar, 14 bij 14 c.m. groot, loodrecht op elkaar gemeten. De kleur is zwart-violet. Het paarlmoer heeft den typischen glans en maakt een verschen indruk. De beide uitsteeksels van de slotlijn zijn ongeschonden, 5 c.m. en 3 c.m. lang. De schaal is sterk gedraaid en bladerig, vooral aan de uiteinden. Voor zoover mij bekend is, komen de thans levende Malleus-soorten in de Chineesche, Indische en Australische zeeën voor. Het is bekend dat door de scheepvaart schelpdieren worden verspreid. Ik herinner b.v. aan Petricola pholadiformis, uit Noord-Amerika hier aangebracht via Engeland en nu langs onze geheele kust voorkomend. Zoo iets zou ook mogelijk kunnen zijn met onze Malleus, maar daartegenover staat het bezwaar dat in deze oorlogsjaren de verbinding met de tropische zeeën niet meer bestaat. Dat reeds eenige jaren geleden, toen die verbinding nog wel bestond, deze zonderlinge schelp in onze streken zou zijn gebracht, lijkt mij onwaarschijnlijk, aangezien de gevonden helft volkomen gaaf is, niet gerold en er zoo versch uitziet. Van weeke deelen werd helaas geen spoor gevonden. Dat aan het strand spelende kinderen de schelp zouden hebben verloren, kan ik mij ook niet voorstellen. Dat zou eerder met een Cypraea het geval kunnen zijn;