Bartels & Stresemann noemen op p. 128 van hun „Systematische Übersicht der bisher von Java nachgewiesenen Vögel" (Treubia, vol. XI, 1929) Malacocincla abbotti baweana, waarbij de volgende aanteekening wordt gemaakt: „Zwei Exemplare in U. S. Nat. Museum, gesammelt von Dr. W. L. Abbott. Uns nicht bekannt. —" Aangezien Siebers in zijn aan dit overzicht toegevoegde „Ergänzungen und Berichtigungen" geen melding maakt van tot deze soort behoorende vogels in de Museum-collectie te Buitenzorg, meenden wij, dat het van voldoende beteekenis was hier mededeeling te doen van enkele daar aanwezige balgen van deze timalia. Het gaat hier om twee ♂♂ en twee ♀♀, die op 13 Mei 1928, dus reeds voordat de hierboven genoemde lijst het licht zag, door Dammerman, destijds Hoofd van het Zoölogisch Museum, werden verzameld in het Zuiden van Bawean. Deze exemplaren gelijken in vederkleed zeer veel op Malacocincla sepiaria, maar hebben iets minder bruin in het vederkleed van bovendeelen en vleugels, terwijl de olijfgrijsachtige bovenkop dezelfde tint heeft als de mantel, dus niet verschillend daarvan zooals bij sepiaria het geval pleegt te zijn. Bovendien geven de vrij goed zichtbare, lichte schachten der veertjes op de voorkop deze een zwak gestreept voorkomen, hetgeen bij sepiaria niet het geval is. Bovenstaartdekveeren en staartpennen hebben ongeveer dezelfde kleur als die van sepiaria. Het belangrijkste verschil tusschen beide soorten wordt echter gevormd door de grootere afmetingen van vleugel, staart en snavel, waardoor het ♂ van abbotti op het eerste gezicht van sepiaria is te onderscheiden; de iets kleinere ♀♀ zijn echter ongeveer even groot als ♂♂ van sepiaria, zoodat