De amphipodenfamilie Dexaminidae is in West-Europa met vier soorten vertegenwoordigd, te weten Dexamine Spinosa (Montagu), Dexamine thea Boeck, Guernea coalita (Norman) en Tritaeta gibbosa (Bate). Tot nu toe is van deze vier alleen Dexamine thea in de Nederlandse wateren aangetroffen, en wel tweemaal, beide keren in het Deltagebied : ι. Thoolse Gat, in de kom van de Oosterschelde, 18 m diep, 3 ex, 13 september 1962. Hap 87 in het bodemhapprogramma van het Hydrobiologisch Instituut, afdeling Delta-Onderzoek, Yerseke; leg. Dr. C. den Hartog. 2. Nolledijk, Vlissingen, aan de laagwaterlijn, in de kanalen van de Broodspons, Halichondria panicea (Pallas), 9 maart 1966; leg. Dr. J. H. Stock. Deze laatste vondst is gepubliceerd in het Zeepaard (Stock, 1966). De familie Dexaminidae wordt, zoals gewoonlijk in de amphipodensystematiek het geval is, het scherpst gekarakteriseerd door de morphologische structuur van de monddelen ; deze zijn echter pas na uitprepareren goed te zien. Voor de West-Europese vertegenwoordigers kunnen we daarnaast echter ook een vijftal „veldkenmerken,, opgeven die in combinatie de familie ook vrij goed karakteriseren (zie ook fig. 1 en 2) : ι. Urosoomsegmenten 2 en 3 samengesmolten: urosoom dus ogenschijnlijk met slechts 2 segmenten. Wel 3 paren uropoden aanwezig. 2. Urosoomsegment 1 met dorsale tand (niet bij Guernea). 3. Antenne 1 zonder bijzweep; tweede lid antennesteel lang, derde lid zeer kort. (Guernea Ç met tweede lid ook vrij kort). 4. Telson tenminste 2 X zo lang als breed, met diepe mediane insnijding en tenminste 3 paar randstekels (ook hier wijkt Guernea af). Telson vrijwel tot aan het einde van de derde uropoden reikend.