Vliegen, bijen en wespen in de uiterwaarden rond Zaltbommel In opdracht van Rijkswaterstaat, Directie Oost, werd door EIS-Nederland in 2001 een inventarisatie verricht in vijf uiterwaarden langs de Waal ten oosten (rechter- en linkeroever) en westen (linker-oever) van Zaltbommel. Deze inventarisatie dient als basis voor verder onderzoek naar de indicatorwaarde van ongewervelden in de uiterwaarden. De inventarisatie richtte zich op sprinkhanen, libellen, bijen, wespen, zweefvliegen en spinnen. In dit rapport worden de resultaten met betrekking tot de bijen, wespen en zweefvliegen behandeld. De onderzochte gebieden zijn de Breemwaard, de Gamerensche waard, de Heesseltsche waard, de Hurwenensche waard en de Rijswaard. Deze vijf uiterwaarden zijn geïnventariseerd op de volgende families: zweefvliegen (Syrphidae), bijen (Apidae), graafwespen (Crabronidae & Sphecidae), spinnendoders (Pompilidae), plooivleugelwespen (Vespidae), keverdoders (Tiphiidae) en goudwespen (Chrysididae). Blaaskopvliegen (Conopidae), boorvliegen (Tephritidae), dazen (Tabanidae), prachtvliegen (Otitidae), roofvliegen (Asilidae), sluipvliegen (Tachinidae) viltvliegen (Therevidae) en wapenvliegen (Stratiomyidae) zijn in beperkte mate verzameld. Dit verslag bespreekt de aangetroffen fauna. Er zijn 62 soorten zweefvliegen, 45 soorten bijen en 53 soorten wespen aangetroffen. De gebieden zijn niet erg soortenrijk en er zijn weinig bijzondere soorten gevonden. Bij de zweefvliegen bevat alleen de moerasfauna enkele interessante soorten, zoals Neoascia geniculata en N. interrupta. Vergeleken met het hele Nederlandse soortenspectrum is het aandeel van soorten met waterbewonende larven in de uiterwaarden zeer hoog. De andere ecologische groepen (predatoren, fytofagen en houtbewoners) zijn duidelijk minder vertegenwoordigd en bevatten voornamelijk weinig kritische soorten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de geringere tolerantie voor overstroming in het larvale stadium. Onder de aangetroffen roofvliegen is Machimus cowini een interessante soort, die een sterke voorkeur voor oeverwallen lijkt te hebben. De soort komt in alle onderzochte uiterwaarden voor. Er zijn vier zeldzame bijensoorten gevonden: Andrena labialis, A. rosae, A. semilaevis en Nomada stigma. Het betreft incidentele vondsten die niet duidelijk maken of het om populaties gaat, behalve bij Andrena labialis; deze soort is in aantal in de Rijswaard gevonden. Nomada stigma parasiteert in de nesten van deze soort. Vermeldenswaard is ook het in grote aantallen voorkomen van de kattenstaartbij Melitta nigricans, die karakteristiek genoemd kan worden voor de moerassen in de uiterwaarden. Bijzondere graafwespen zijn: Crossocerus vagabundus, Mimumesa atratina, Psenulus brevitarsis, P. laevigatus en Rhopalum gracile. Het is opvallend dat al deze soorten hun nesten bouwen in dood hout. Verder is een zeldzame spinnendoder gevonden: Dipogon variegatum. Deze soort was voorheen alleen bekend uit Maastricht. De gegevens van de zweefvliegen leenden zich het best voor een verdere analyse van de soortensamenstelling. Deze data zijn gebruikt voor een poging om per uiterwaardenbiotoop een lijst van karakteristieke soorten te bepalen. Dit is gedaan met een berekening van indicatorwaarden en met NMS-ordinaties in het computerprogramma PC-Ord. De berekening van indicatorwaarden leverde weinig op. De NMS-ordinatie gaf meer inzicht in de voorkeuren van soorten binnen de uiterwaarden. Per biotoopcategorie kon een voorlopige lijst van karakteristieke zweefvliegsoorten worden opgesteld. Om bij het vervolg van de inventarisaties beter interpreteerbare resultaten te vinden, zullen gestandaardiseerde aantalsschattingen gemaakt moeten worden en moet al in het voorjaar met het veldwerk begonnen worden.

, ,
European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden
Staff publications

Reemer, M., & van der Meer, F. (2002). Vliegen, bijen en wespen in de uiterwaarden rond Zaltbommel. European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.