2001
Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van Natuurmonumenten
Publication
Publication
Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van Natuurmonumenten In 1999 en 2000 verrichtten medewerkers van EIS-Nederland veldonderzoek naar de wilde bijenfauna in zeven terreinen van Natuurmonumenten: het Dwingelderveld, Huis ter Heide, het Korenburgerveen, de Loonse en Drunense duinen, het Naardermeer, groeve Sweijer en Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De resultaten van deze inventarisaties worden in dit rapport per terrein besproken en aan de hand hiervan worden beheersaanbevelingen gedaan ten behoeve van de bijenfauna. De inleiding besteedt aandacht aan algemene beheersmaatregelen ten behoeve van de bijenfauna. Dwingelderveld Tijdens de inventarisatie zijn 55 soorten gevonden, waaronder 13 bedreigde (24 %). Dit is van de zeven onderzochte terreinen het hoogste aantal bedreigde soorten, wat aangeeft dat het Dwingelderveld een belangrijk terrein is voor bijen. Dit geldt met name voor de delen met veel afwisseling in kleine landschapselementen. Deze elementen moeten dan ook gekoesterd worden. De grote, structuurarme struikheidevelden zijn voor bijen niet interessant. Op enkele voor wilde bijen belangrijke plaatsen waren veel honingbijen aanwezig, die afkomstig waren uit nabijgelegen bijenkasten. Deze kasten zouden op andere plaatsen gezet en bovendien in aantal teruggebracht moeten worden. Huis ter Heide Tijdens de inventarisatie zijn 73 soorten gevonden, waaronder 10 bedreigde. Dit is een hoog aantal, wat verheugend is in een gebied waarvan veel delen pas sinds kort als natuurgebied worden beheerd. De omvorming van agrarisch land naar heide en schrale graslanden in het kader van het inrichtingsplan Lobelia zal naar verwachting een gunstig effect op de bijenfauna hebben. Er worden enkele aandachtspunten genoemd waarmee Natuurmonumenten in het beheer rekening mee kan houden, zoals het uitrasteren van delen van bosranden om de vestiging van hout- en stengelbewonende bijen te bevorderen. Korenburgerveen In het Korenburgerveen werden 36 bijensoorten gevonden. De enige soort die voorheen uit het gebied bekend was, Andrena marginata, is niet teruggevonden. Het vrij lage soortenaantal wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een gebrek aan nestelgelegenheid. Hier is in een veengebied, waar weinig droge plekken zijn, weinig aan te doen. Meer nestelgelegenheid kan gecreëerd worden door dood hout en wortelkluiten te laten liggen, bosranden plaatselijk uit te rasteren, houtwallen te ontwikkelen en steilwandjes langs veenpaden schaduwvrij te maken. Op de gras- en hooilandjes langs de droge zuidoost- en noordwestranden van het terrein kan door afstemming van het maai- en begrazingsbeheer de bloemenrijkdom verhoogd worden. Loonse en Drunense duinen Dit terrein is al vele jaren één van de best op bijen onderzochte terreinen van Natuurmonumenten. In 1999 en 2000 werden 60 soorten gevonden, waarmee het totale soortenaantal voor het gebied op 122 komt. De bijenfauna van het centrale, open stuifzandgedeelte is karakteristiek, maar kwetsbaar. In dit gedeelte zouden bijenkasten geweerd moeten worden, om de druk op de kleine populaties te verkleinen. Nestelgelegenheid voor houtbewonende bijen is weinig aanwezig. Hier kan iets aan gedaan worden door middel van plaatselijke uitrastering van bosranden. Grote delen van het terrein zijn arm aan bloemen. Door de recent aangekochte, aangrenzende landbouwpercelen te ontwikkelen als schrale hooi- en graslanden, kunnen bloemrijke terreinen ontstaan. Enkele oude heiderestanten in dennenbos dreigen te verdwijnen. Dit kan met plaggen voorkomen worden. Naardermeer Tijdens de inventarisaties zijn 58 soorten bijen gevonden, waarmee het totale soortenaantal in het gebied op 74 komt. Enkele aangrenzende terreinen, die niet in het bezit zijn van Natuurmonumenten, dragen door hun bloemenrijkdom duidelijk bij aan de diversiteit van het terrein. De meeste winst voor de bijenfauna kan worden behaald door het ontwikkelen van bloemrijke hooi- en graslanden langs de randen van het Naardermeer. Hiervoor zal het maai- en begrazingsbeheer aangepast moeten worden. Groeve Sweijer Tijdens de inventarisatie zijn 37 soorten gevonden. Dit is geen hoog aantal, zeker gezien het aantal van 109 soorten dat in het databestand van groeve Sweijer staat geregistreerd. Waarschijnlijk zijn veel gegevens uit de omgeving door onnauwkeurigheden in de coördinaten ten onrechte tot dit terrein gerekend. Dit hoge soortenaantal geeft aan dat groeve Sweijer erg interessant voor bijen zou kunnen zijn. Om dit te bereiken zal wel het één en ander aan de inrichting moeten gebeuren, zoals het afgraven van (delen van) de bovenlaag van het terrein. Nationaal Park Zuid-Kennemerland Er zijn tijdens de inventarisatie 33 soorten gevonden en het totale aantal uit het terrein bekende soorten is 44. Dit valt tegen voor een duingebied. De oorzaak van het lage soortenaantal is waarschijnlijk het gebrek aan bloemen, want nestelgelegenheid is er ruim voldoende. Een mogelijke oorzaak van de bloemenarmoede is het gebrek aan dynamiek in het terrein. De begrazing door paarden en koeien in het gebied lijkt gunstig te zijn voor de bloemenrijkdom en dus voor de bijenfauna. Het afsluitende hoofdstuk geeft een overzicht van de gevonden aantallen soorten in de terreinen, zowel voor de periode tot en met 1998 als de inventarisaties in 1999 en 2000. Hierbij gaat ook aandacht uit naar het aandeel bedreigde soorten in de gebieden.
Additional Metadata | |
---|---|
, , , | |
European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden | |
Organisation | Staff publications |
Peeters, T. M. J., & Reemer, M. (2001). Bijenfauna en beheer van zeven terreinen van Natuurmonumenten. European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. |