2005
De gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus in Nederland: een eerste inhaalslag
Publication
Publication
De gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus in Nederland: een eerste inhaalslag De huidige verspreiding en de biotoop van de gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus in Nederland zijn in 2004 en 2005 onderzocht. Uitgangspunt vormden de waarnemingen van deze soort in het bestand van EIS-Nederland sinds 1980 in 16 5x5-kilometerhokken, waarvan met voldoende zekerheid kon worden aangenomen dat deze betrouwbaar waren. In 12 van deze 16 hokken werd G. bilineatus teruggevonden met daarbij de volgende kanttekeningen: één hok is niet bezocht, in één hok was geen exacte vindplaats bekend en in één hok is de soort verdwenen. Derhalve is slechts in één hok, waar G. bilineatus waarschijnlijk nog wel voorkomt, de soort niet teruggevonden. Daarnaast is G. bilineatus in drie 'nieuwe' hokken aangetroffen en is een voorheen als onbetrouwbaar in het EIS-bestand opgenomen waarneming alsnog betrouwbaar bevonden door controle van het betreffende dier door een expert. De bemonsteringen zijn uitgevoerd met een macrofaunanet met een breedte van 30 cm en een maaswijdte van 0,5 mm, welke de standaardmaten zijn van een net bij macrofaunabemonsteringen door waterkwaliteitsbeheerders. De aantallen van G. bilineatus op de bemonsterde lokaties zijn altijd laag (minder dan 10, meestal slechts één of twee). Een vergelijkend onderzoek naar de effectiviteit van fuiken (25 replica’s) al dan niet voorzien van lokaas (kippenlever of kattenvoer) voor de inventarisatie van grote waterroofkevers leverde als belangrijk resultaat dat de fuiken in elk geval voorzien moeten worden van lokaas, daar in de lege vallen geen enkele waterroofkever werd verzameld. Kippenlever of kattenvoer als lokaas bleek nauwelijks van invloed te zijn op de vangst van G. bilineatus: met kattenvoer werden zes exemplaren gevangen, met kippenlever vier. Uiteindelijk is het onderzoek verder met kippenlever uitgevoerd, omdat de kevers in de fuiken met kattenvoer allemaal dood bleken te zijn. Een vergelijking naar de efficiëntie van een bemonstering met een iets groter macrofaunanet (35 cm) en grotere maaswijdte (1 mm) en fuiken met kippenlever als lokaas op dezelfde lokaties en (vrijwel) dezelfde datum leverden als belangrijkste resultaat dat de verschilllende methoden ongeveer dezelfde resultaten opleverden: bijna gelijke aantallen G. bilineatus (idem voor G. cinereus) bij een vergelijkbare tijdsinspanning. Bij een bemonstering met fuiken moet wel tweemaal een bezoek aan hetzelfde terrein worden gebracht, waardoor de reistijd een belangrijke post in de vergelijking vormt. Net- en fuikbemonsteringen kunnen onafhankelijk van elkaar worden uitgevoerd. In kleine wateren en overhoeken lijken netbemonsteringen een beter resultaat op te leveren, in grotere wateren met eenvormige, weing begroeide oevers lijken fuikbemonstering een beter resultaat op te leveren. Daarnaast hangt de tijdsinvestering voor de fuikenmethode af van de reistijd, omdat voor deze methode het gebied twee maal bezocht moet worden (uitzetten en ophalen). De keuze van de methode hangt dus af van de grootte en structuur van het te bemonsteren water en van de reistijd. Via het bepalen van DNA-sequenties van adulten en larven van Graphoderus bleek het mogelijk de larven te relateren aan de drie Nederlandse soorten op individuele basis. Met deze methode blijft een bijna intacte larf beschikbaar voor vergelijking van soort en de drie larvale stadia. De derde stadium larven, waarvan voldoende materiaal beschikbaar, zijn te onderscheiden op basis lengte- en breedtemetingen van kop, pronotum, 8e abdominale segment en urogomphi. Op basis van gegevens over het electrisch geleidingsvermogen (EGV) van het water en de aquatische vegetatie (zoals opgeslagen in het landelijke databestand met vegetatie-opnamen van FLORON) is een voorspellend model gemaakt voor de verspreiding van de gestreepte waterroofkever in Nederland. Met de uitkomsten van dit model is een kaart vervaardigd, waarop per kilometerhok is af te lezen hoe groot de kans is dat de soort er voorkomt. Dit levert 141 kilometerhokken op met een kans van 70% of meer op het voorkomen van de gestreepte waterroofkever. Deze selectie van hokken levert een kaartbeeld op dat aansluit bij de verwachting van het landelijke voorkomen op basis van 'expert judgement'. Daarom is deze selectie gebruikt in het uiteindelijke voorstel voor een landelijke inventarisatie van de gestreepte waterroofkever. Aan dit onderzoeksvoorstel - dat geheel is gebaseerd op voorkomen in laagveengebieden - zijn nog enkele kansrijke vennen op zandgrond toegevoegd.
Additional Metadata | |
---|---|
, , , | |
European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden | |
Organisation | Staff publications |
Cuppen, J. G. M., & Koese, B. (2005). De gestreepte waterroofkever Graphoderus bilineatus in Nederland: een eerste inhaalslag. European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. |