De implementatie van het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro is een belangrijke taak voor het Nederlandse natuurbeleid. In 1990 bracht het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het Natuurbeleidsplan uit. De hoofddoelstelling van dit plan is behoud van biodiversiteit via de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Door betere ruimtelijke voorwaarden te scheppen kan het beheer van natuurterreinen efficiënter worden. Op dit moment is de EHS vooral een strategisch concept. Concrete doelstellingen voor de terreinen binnen de EHS zijn nodig om het te operationaliseren. De eenheid waarin en ruimtelijke schaal waarop diversiteit wordt uitgedrukt moet gedefinieerd zijn om van een operationele doelstelling te kunnen spreken. Omdat ecosystemen in essentie arbitraire eenheden zijn is ervoor gekozen om de biodiversiteit uit te drukken in soorten. Behoud van biodiversiteit betekent in het nationale natuurbeleid zoveel als het voorkomen dat soorten uit Nederland verdwijnen, met bijzondere aandacht voor soorten die ook internationaal van belang zijn. De soorten waar de aandacht in eerste instantie naar uitgaat zijn de zgn. doelsoorten. Zij zijn op inzichtelijke en reproduceerbare wijze geselecteerd op grond van drie criteria. Voor het behoud van de doelsoorten is veiligstelling van hun natuurlijke habitats essentieel. Daartoe is een systeem van natuurdoeltypen ontwikkeld. Een natuurdoeltype is te beschouwen als een toetsbare doelstelling voor een natuurterrein. Op basis van de aard en de intensiteit van menselijk ingrijpen zijn vier categorieën natuurdoeltypen onderscheiden. De afzonderlijke typen zijn beschreven in termen van doelsoorten, abiotische condities, ruimtelijke randvoorwaarden en beheer. Daarbij is gebruik gemaakt van natuurlijke referentiesytemen en bestaande classificaties van plantengemeenschappen. Abiotische randvoorwaarden zijn gebaseerd op bekende toleranties van de betreffende plantesoorten. Oppervlakte-indicaties zijn ontleend aan populatiedynamische studies van relevante diersoorten. Het systeem van natuurdoeltypen is een krachtig hulpmiddel voor een consistente planning en evaluatie van natuurbeleid op verschillende schaalniveaus. Het biedt tevens een handvat voor de onderlinge afstemming van natuur- en milieubeleid.

, , , , ,
E.J. van Nieukerken (Erik) , A.J. van Loon
Nationaal Natuurhistorisch Museum [etc.], Leiden
Staff publications

van der Zande, A. N., & Hoogeveen, Y. R. (1995). Biodiversiteit in het Nederlandse natuurbeleid. In E. van Nieukerken & A. J. van Loon (Eds.), Biodiversiteit in Nederland (pp. 137–152). Nationaal Natuurhistorisch Museum [etc.], Leiden.